Ik begreep nooit goed wat er zo bijzonder was aan de schilderijen van Vincent van Gogh. Tot ik samen met mijn goede vriend Dirk een bezoek bracht aan het Kröller Müller museum. Al bij de ingang van de zaal, op een tiental meter afstand, staarde het schilderij me aan. Ik was vooral getroffen door die prachtige kleur blauw die wel van een andere planeet leek te komen. Van Gogh in het echt is iets anders dan een plaatje van internet.
(De rest van de dag en nog lang daarna maakten Dirk en ik er een sport van om te dagdromen over een plan om dat schilderij te ontvreemden, zoekend naar camera’s en suppoosten, waarbij men met een dubbele moeilijkheidsgraad te maken heeft: niet alleen moet het schilderij op een of andere manier het museum verlaten, daarna moet je het ook nog van de afgesloten Hoge Veluwe transporteren. Later sloot onze jonge vriend Stijn zich bij onze fantasieën aan en ontwikkelde een ingenieus plan, waarbij hij wel als voorwaarde stelde dat de diefstal ‘puur om de sport’ ging en niet om financieel gewin. Het idee was om het schilderij gewoon bij een van ons thuis op te hangen, niemand zou geloven dat dit het origineel was. Groot was onze consternatie toen we gewag kregen van deze kunstroof. Waar wij ons in allerlei bochten hadden gewrongen, startend met verwarring zaaien door een stel overduidelijk louche types in te huren waarna de daadwerkelijke roof door iemand van onbesproken gedrag zou plaatsvinden, waarna het schilderij hetzij begraven werd op de Hooge Veluwe hetzij door een stel motorrijders razendsnel afgevoerd werd etc. etc. – daar pasten deze knakkers de meest basale tactiek toe en kwamen er nog mee weg ook. Dat is geen sport, dat is lompe diefstal.)
Flash forward naar afgelopen weekend. Enigszins murw gebeukt door het bestuderen van fotosynthese en de voedselkringloop (In de hopelijk nabije toekomst zal het waarom daarvan misschien aan het daglicht komen), besluit ik na een welverdiend dutje om het boek When we cease to understand the world van Benjamin Labutat open te slaan.
Het is frappant hoe het bewustzijn associaties maakt waarvan men zich vaak totaal onbewust is. Ik kon me nog herinneren dat het boek twee jaar geleden enorme indruk op me had gemaakt (net zoals De Maniac van dezelfde schrijver), maar kon me de inhoud nog slechts in hoofdlijnen herinneren. Toch sloot die inhoud perfect aan bij dezelfde processen die ik voor mijn dutje had bestudeerd én bij hang ups die me de laatste tijd sowieso bezighielden.
When we cease to Understand the world is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken die schijnbaar onafhankelijk van elkaar bestaan. Het eerste hoofdstuk is getiteld Pruisisch blauw. Aan de hand van chemische stoffen en specifiek de geschiedenis van deze kleur schetst Labutat een bizarre wereldgeschiedenis. Hij doet dit op een uiterst ingenieuze manier: het complete hoofdstuk op 1 alinea na is op historische feiten gebaseerd, maar door ze in een bepaalde volgorde te plaatsen en schijnbaar achteloos tussenzinnetjes toe te voegen, suggereert hij een dieper verband in de wereldgeschiedenis, zonder dat hij dit verband expliciet toelicht.

Pruisisch blauw werd in 1706 bij toeval ontdekt door Johan Jacob Diesbach. Hij maakte daarbij mede gebruik van ‘a distillation of animal parts mixed bij one of his apprentices , the alchemist Johann Conrad Dippel.’ (WWCTUTW, pagina 15, eerste editie van de paperback versie).
Deze Dippel was een typisch product van zijn tijd: in die lang vervlogen dagen bestond het onderscheid tussen scheikunde, alchemie, mystiek en religie nog niet en deze voorvaderen van de wetenschap (denk ook aan Newton, die er ook nogal wat eigenzinnige hobby’s op nahield) zou je dan ook eerder verwachten in een verhaal van Harry Potter dan in een laboratorium:
He claimed to have discovered the Elixer of Life – a liquid counterpart to the Philopher’s Stone – which would heal any ailment and grant external life to the person who drank it. (p.18)
Een van zijn tijdgenoten beschreef Dippel als de duivel zelve:
He is the wickedest of demons, bound by no principle (p.18)
Soms gaan feit en fictie een vreemd huwelijk aan; Dippel is namelijk geboren op het Frankenstein kasteel nabij Darmstadt. En een Dr. Frankenstein avant la lettre was hij zeker: hij experimenteerde met organen van dieren die hij weer tot leven trachtte te wekken door elektriciteit te gebruiken (net als overigens Von Humboldt en Goethe samen deden). Hoewel niet bewezen, is het zeer denkbeeldig dat Mary Shelley zich door hem liet inspireren toen ze op 19-jarige leeftijd! haar fenomenale roman Frankenstein schreef:
[…] those experiments in which the alchemist dismembered living animals to create it, assembling their broken bodies in dreadful chimeras he tried to reanimate with electrical charges, the very same monsters that inspired Mary Shelley to write her masterpiece, Frankenstein, or the modern Prometheus, in whose pages she warned of the risk of the blind advancement of science, to her the most dangerous of all human arts. (p.19)

Mary Shelley en haar Frankenstein verdienen eigenlijk een apart verhaal. Ze was de vrouw van Percey Bysshe Shelley en een goede vriendin van Lord Byron, die op hun beurt weer zwaar geïnspireerd waren door hun Romantische voorgangers uit Jena. Mary Shelley was daardoor als geen ander in staat om de Romantische uitwassen in fictieve vorm te gieten en bovendien is haar Frankenstein een briljant artistieke weergave van de werking van het onderbewustzijn.
Maar ook dat is iets voor een andere keer. Voor nu is de vraag: waarom plaatst Labutat de ontdekking van het zo schitterende Pruisisch blauw in een zo duivels perspectief? Omdat schoonheid, creatie en vernietiging onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zo blijkt uit de rest van het hoofdstuk.
Pruisisch blauw werd al snel door schilders gebruikt. De eerste schilder van wie het bekend is dat hij de kleur toepaste was Pieter van der Werf, decennia later dus gevolgd door Vincent van Gogh, die zich obsessief met de juiste kleuren bezighield en Pruisisch blauw gebruikte in onder andere Starry Night en Terrace by Night.

Pieter van der Werf – The entombment of Christ. Te zien in museum Boijmans Van Beuningen
Waar Diesbach en Dippel Pruisisch blauw op een weliswaar bizarre, maar toch natuurlijke manier ontwikkelden, daar was het de chemist Carl Wilhelm Scheele die de kleur in 1782 voor het eerst synthetisch ontwikkelde. Daarbij ontstond ook een bijproduct. Cyanide. Of zoals Scheele het noemde: Pruisisch zuur, uiteraard vanwege de afleiding van Pruisisch blauw. Dezelfde stof die aan de basis van de schoonheid in de schilderijen van Van Gogh, speelt eveneens een macabere rol in de geschiedenis van de 20e eeuw.
Wat ons bij de volgende chemicus brengt: Fritz Haber. Als er iemand is die de wereldgeschiedenis van creatie en destructie de afgelopen eeuw heeft voortgestuwd, dan is het deze Fritz Haber wel. (Haber ken je misschien ook van de film Oppenheimer, waarbij onderstaand verhaal in vogelvlucht voorkomt, als een soort prelude op de werkelijke thematiek van de film. In Labutats boek Maniac speelt de geschiedenis van de atoombom gezien vanuit de wetenschappers een zeer belangrijke rol.)
Haber was de eerste die stikstof uit de lucht wist om te zetten naar voedingsstof voor planten. Of om het in andere woorden te zeggen: Haber stond aan de basis van de ontwikkeling van kunstmest, op een moment dat globaal grote voedseltekorten dreigden. Zonder enige twijfel de belangrijkste chemische ontdekking van de 20e eeuw, aangezien de bevolkingsgroei daarna explodeerde en tegenwoordig de helft van de stikstof in ons lichaam via de voedselkringloop kunstmatig is gecreëerd. Zonder Haber bestaat er een grote kans dat wij er niet waren geweest, al kun je natuurlijk aanvoeren dat er dan wel iemand anders was opgestaan met dezelfde ontdekking. Hij kreeg hiervoor de Nobelprijs in 1918. ‘De man die voedsel uit lucht maakte’, noemden zijn tijdgenoten hem. Daar kan Christus met zijn vijf broden en twee vissen nog een puntje aan zuigen.

Dik verdiend, zou je zeggen, maar dit is nog maar de helft van het verhaal. Diezelfde Haber ontwikkelde ook het eerste massavernietigingswapen in de vorm van mosterdgas dat onder andere in Ieper op een gruwelijke manier werd ingezet en een nog nooit vertoond slagveld veroorzaakte. Saillant detail: toen Haber een feest gaf om de Duitse victorie in Ieper te vieren, trof hij daar zijn woedende vrouw aan die als chemicus maar al te goed wist wat de vernietigende gevolgen van mosterdgas waren. Zij pleegde op het feest en plein public zelfmoord door zichzelf voor het hoofd te schieten.
Als klap op de vuurpijl was de joodse Haber ook nog eens de ontdekker van Zyklon A, die door anderen werd doorontwikkeld tot Zyklon B. En hoewel hij niets te maken had met de ontwikkeling van de stof die in de gaskamers werd gebruikt, blijft het toch van een afschuwelijke ironie dat onder andere zijn stiefzus, zwager en neven in de concentratiekampen vermoord werden door dit gas.
Daarmee is de lange arm van de geschiedenis nog lang niet ten einde. Na zijn dood werd een brief van Haber aan zijn vrouw gevonden. Daarin gaf hij aan onverdraaglijk te lijden. Niet vanwege zijn aandeel in de Eerste Wereldoorlog, maar vanwege het volgende:
But because his method of extracting nitrogen from the air had so altered the natural equilibrium of the planet that he feared the world’s future belonged not to mankind but to plants, as all that was needed was a drop in population to pre-modern levels for just a few decades to allow them to grow without limit, taking advantage of the excess nutrients had bestowed upon them to spread out across the earth and cover it completely, suffocating all forms of life beneath a teribble verture.
En hoewel dit specifieke scenario wel erg ver van huis lijkt, zien we er toch elementen van terugkomen in onze huidige stikstofdiscussie waarbij sommige planten vele andere overwoekeren, met alle gevolgen van dien voor het ecosysteem.
Zo legt Labatut een verband tussen de ontdekking van Pruisisch blauw in het begin van de 18e eeuw, via de synthetische toepassing ervan naar de ontdekking van cyanide, dat vervolgens anderhalve eeuw later zo’n gruwelijke rol speelde in de Tweede Wereldoorlog. Om uiteindelijk terecht te komen bij het 21e eeuwse probleem van overbemesting.
En dit is nog maar de helft van het hoofdstuk dat toch slechts uit 22 pagina’s bestaat. Door de chemie als uitgangspunt te nemen, legt Labutat ook nog verbanden tussen de grote hoeveelheden arsenicum die in het lichaam van Napoleon werden aangetroffen en zijn favoriete kleur groen, Nazi kopstukken die zichzelf in pilvorm van het leven beroofden door middel van dezelfde cynanide die ze hun slachtoffers toedienden en het extreem overmatige chemische drugsgebruik van diezelfde Nazi-kopstukken.
Voor mij is Labatut dé literaire ontdekking van de laatste jaren. Door zijn focus op de wetenschap te leggen krijg je een totaal andere kijk op verbanden in de wereldgeschiedenis. Hij is een literair alchemist door uit een woud aan informatie een totaal nieuwe verhaallijn te destilleren, waarbij hij door zijn slimme manier van formuleren telkens hint op hogere machten die in het spel zijn. Zijn boeken zijn fascinerend en gruwelijk tegelijk.
Wordt spoedig vervolgd.
0 reacties