When two events happen almost simultaneously, one must pay strict attention

(Agent Dale Cooper – Twin Peaks)

Je hoort iemand op de radio een zeldzaam woord uitspreken dat je op hetzelfde moment of kort daarvoor gelezen hebt in een tijdschrift. Je denkt aan een persoon die je al lang niet meer gesproken hebt en precies op dat moment appt die persoon jou. Deze toevalligheden noemt men ook wel synchroniciteit, een term die werd gemunt door Carl Gustav Jung.

Een mooi voorbeeld: vorig jaar had ik een gesprek met een collega over synchroniciteit. Wat gebeurt er? Op de terugweg zit ze tegenover iemand die een boek van Jung leest. Boekenlezers in een trein worden al een steeds grotere zeldzaamheid, laat staan een lezer van een Jung, ik heb er tenminste nog nooit één gezien, en ik reis vaak per trein.

Synchroniciteit is meer dan twee gebeurtenissen die binnen een korte tijd plaatsvinden. Bij synchroniciteit is er geen gemeenschappelijke oorzaak voor die gebeurtenissen. Neem nogmaals het voorbeeld van de persoon die je appt terwijl je net aan diegene denkt. Stel dat het je geliefde is. Dan is de gemeenschappelijke oorzaak dat jullie sowieso heel veel aan elkaar denken en is van toeval geen sprake. Of er was net iets op tv dat jullie beide aansprak, waardoor de gedachte aan elkaar geactiveerd werd.

Synchroniciteit en de natuur
Bij mij is synchroniciteit vaak de basis van inspiratie. Als zulke gebeurtenissen plaatsvinden, weet ik dat ik er iets mee moet. De afgelopen vakantie gebeurde zoiets weer. In dit stuk over mijn bezoek in Jena gaf ik een voorbeeld van hoe alles met alles samenhangt. Je hebt wetenschappers die (bijvoorbeeld) planten categoriseren en je hebt wetenschappers die veel geïnteresseerder zijn in de samenhang tussen planten, insecten, de weersomstandigheden en noem maar op.

Anderhalve week na Jena boekte ik een huisje in Zaandam, op een autoloos mini-eilandje.  Een plek met veel geschiedenis, ongeveer op deze plaats werden de Spanjaarden tijdens de 80-jarige oorlog tot staan gebracht. Maar dat terzijde.

Mijn tijdelijke verblijf bevond zich op een prachtig erf, mijn gastvrouw was Sylvia. Toen we met elkaar aan de praat kwamen en zij erachter kwam dat ik docent Nederlands was, zei ze: ‘Dan ken je vast mijn tante wel, Maria Dermout.” Tot mijn lichte schaamte (zeker achteraf) moest ik bekennen dat dat niet het geval was.

Een gedeelte van mevrouw Sylvia’s tuin

Dus ik een potje googelen. Wat blijkt? Zowel bij de incrowd als bij het grote publiek was Maria Dermout een bekende en gevierde schrijver. Ze stond zelfs op de bestsellerlijst in de Verenigde Staten. Bij de tweede pagina die ik over haar opende, werd mijn belangstelling echt gewekt. Wat lees ik daar in een commentaar op een van de figuren in de roman?

Zijn verlangen tot het classificeren en archiveren van de natuur is zo een moderne, rationalistische vorm om die te beheersen, zonder begrip voor de ‘verbondenheid’ der dingen.

Mijn belangstelling wordt nog verder aangewakkerd als ik in hetzelfde artikel lees over de natuurwetenschapper Rumphius, die eveneens een belangrijke rol in De tienduizend dingen speelt. Deze Rumphius vertoont vele gelijkenissen met Alexander von Humboldt, wiens biografie ik in de tuin bij Sylvia aan het lezen ben. Beide avonturiers, beide pioniers en beide biologen met een scherp oog voor de samenhang der dingen, wat in die tijd allerminst een vanzelfsprekendheid was. En in deze tijd trouwens ook niet, met onze strikt en soms kunstmatig afgescheiden vakgebieden zoals biologie en scheikunde en al hun substudies. Vanwege specialisme is onze kennis steeds meer versplinterd geraakt.

Tussen Von Humboldt en de romantici uit Jena, voor wie het principe ‘alles is met alles verbonden’ een adagium was, loopt een rechtstreekse lijn. Want daar hebben we hem weer, de onvermijdelijke Goethe. Hij was het die Von Humboldt op het juiste spoor zette:

Goethe then went on to explain (aan Von Humboldt, JS) his belief that – contrary to Descartes’s theory that animals were machines – a living organism consisted of parts that only function as a unified whole. To put it simply, a machine could be dismantled and then assembled again, while the parts of living organism worked only in relation to each other. In a mechanical system the parts shaped the whole while in an organic system the whole shaped the parts. (The inventure of Nature, Andrea Wulf)

Humboldt verbreedt vervolgens dit concept:

Interpreting the natural world as a unified whole that is animated by interactive forces.

Humboldt zag niet alleen zijn actuele wereld als een samenspel van één groot organisme, hij had ook al door dat we dit ene organisme ook over grote periodes van tijd moeten zien. Niet voor niets was hij dé grote inspirator voor Darwin en zijn evolutietheorie.

En het is precies die thematiek en die van de natuur die blijkbaar een grote rol speelt in de roman De tienduizend dingen, zoals alleen al blijkt uit het motto:

Wanneer de ‘tienduizend dingen’ gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot het begin en blijven waar wij altijd geweest zijn.

De volgende dag koop ik in Amsterdam De tienduizend dingen (ik typ telkens abusievelijk de tuinduizend dingen). Er is net een nieuwe druk, dus dat komt mooi uit.

De Chimborazo in Ecuador, de top werd door Von Humboldt en zijn crew voor het eerst bereikt. Op de top kreeg Von Humboldt een visioen van eenheid tussen alle delen.

Op de Molukken
De tienduizend dingen is geen gemakkelijk boek, het eerste hoofdstuk moet ik drie keer lezen. Dat heeft deels te maken met het taalgebruik, dat simpel is qua woordenschat, maar lastig omdat het geschreven is in een soort spreektaal. Maar vooral wordt de moeilijkheidsgraad veroorzaakt door het gegeven dat er sprake is van een opsomming van tientallen van die tienduizend dingen, waardoor je niet de tijd krijgt om bij een onderwerp stil te staan.

De plaats die beschreven wordt is een eiland in de Molukken, en in het bijzonder de tuin Kleyntjes, waar mevrouw von Zus en Zo woont. Deze mevrouw van Kleyntjes, zoals ze door de plaatselijke bevolking wordt genoemd, is de spil van het verhaal, vanuit haar perspectief maken we op de eerste pagina’s al kennis met huizen die ingestort zijn bij een aardbeving, een tuin met nootmuskaatboompjes, een verdronken man die nog steeds rondloopt, de afkomst van mevrouw van Kleyntjes, rivieren en heuvels, een bos vol noten, arenpalmen, kokospalmen en sagopalmen, een glasheldere beek, bosduiven, parkieten en loeri’s en honingvogeltjes, 3 overleden kinderen die ook nog steeds rondwaren en nog veel meer. Iedere alinea worden nieuwe dingen geïntroduceerd en ik kan mijn hoofd er moeilijk bijhouden.

Maar ik ploeter stug door en zoals zo vaak word je beloond voor een beetje inspanning. Gaandeweg het verhaal gaan de dingen connecties met elkaar aan en blijkt dat rouw een belangrijke rol speelt. Dit is weer typisch zo’n verhaal waarbij je als lezer zelf moeite moet doen, de schrijver reikt je alle elementen aan en jij maakt het verhaal af.

Mevrouw van Kleyntjes heeft van haar grootmoeder geleerd dat ze ‘trots’ moet zijn, waarmee vooral bedoeld wordt dat ze haar emoties niet moet tonen. Daardoor lijkt het of mevrouw van Kleyntjes de wereld om haar heen afstandelijk bekijkt, maar je voelt als lezer dat er van binnen van alles borrelt. Zelfs als haar enige zoon gedood wordt door inheemse koppensnellers, laat ze geen traan.

Deze zoon Himpies kreeg in zijn jeugd een bepaalde schelp in zijn handen gedrukt door een bibi, een kruidenvrouw, tot groot ongenoegen van de grootmoeder die de kruidenvrouw voor altijd de deur wijst omdat de schelp ongeluk brengt. Later, als Himpies een brief schrijft naar zijn moeder, beschrijft hij de stam van koppensnellers die getooid gaan met een krans schelpen:

Een krans van witte schelpen – de eigrote glanzende witte ‘porcelana’ schelpen, daar heb je dan de schelpen van onze bibi;

Precies de schelp waar hij in zijn jeugd mee in aanraking komt, is de schelp die voor de stam die hem doodt een belangrijke rol speelt. En zo worden de dingen als een krans in elkaar gevlochten, soms is er een overduidelijk verband, soms wordt een verband gesuggereerd. Structuur en inhoud van de roman passen zo wonderwel goed bij elkaar: we gaan langzaam van fragmentarisch naar het laatste hoofdstuk waar de dingen ‘in al hun eenheid bij elkaar komen’ en een van de belangrijkste thema’s verder wordt uitgewerkt: rouw.

Het plekje in mevrouw Sylvia’s tuin waar ik het eerste hoofdstuk las. En nog een keer. En nog een keer…

Samenhang, rouw en een oosterse les
Eén keer per jaar herdenkt mevrouw van Kleyntjes alle personen op het eiland die dat jaar vermoord zijn. Het is dan alsof deze personen als een soort geestverschijning bij haar zijn. Ze praat ook met deze personen, waarbij ze een dubbel standpunt, ergens tussen oost en west inneemt: ze zijn er maar ook weer niet. Ook haar zoon, die al jaren eerder is overleden, is ‘aanwezig’ en probeert haar iets duidelijk te maken.

En toch ben ik niet enkel en alleen vermoord, moeder, ik ben ook gesneuveld.

Mevrouw van Kleyntjes heeft dit altijd geweigerd te accepteren, haar zoon is vermoord en niets anders. Gesneuveld klinkt zo neutraal, zo zonder waardeoordeel. Maar nu, na lange rouw, begint het haar te dagen en komt ze tot vrede. Dan denkt ze na over de moordenaars:

Terwijl zij aan hen dacht, voelde zij niet de woede, de afschuw van altijd, maar bijna medelijden, niet het groot en brandend gevoeld van medelijden zoals met die vermoord waren […] zonder wraakgevoelens, zonder haat meer. Alsof zij niet de moordenaars waren, maar ook de mee vermoorden.
En toen waren er niet meer moordenaars en vermoorden.

En even later:

honderd keer ‘honderd dingen’, naast elkaar, los van elkaar, elkaar rakende, hier en daar in elkaar vervloeiende, zonder ergens enige binding, en tegelijkertijd voor altijd met elkaar verbonden…
Een verbondenheid die zij niet goed begreep; dat hoefde niet. Het viel niet te begrijpen

Oosterse wijsheid. Goed en kwaad zijn twee kanten van dezelfde medaille, van de ultieme kosmische dans die wij de geschiedenis van de natuur en de mensheid noemen en die ons de pet volledig te boven gaat. Goed en kwaad zijn menselijke waarden; vanuit een hoger perspectief kan creatie alleen maar ontstaan uit destructie en vice versa. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: ons hele universum begon met een enorm gewelddadige explosie, waarna de planeten werden gevormd, de mannetjesbij die zijn soort laat voortplanten wordt kort daarna vermoord (of sneuvelt) – en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Als wij met verlies worden geconfronteerd is vaak onze eerste reactie: ‘Hoe kan er in hemelsnaam een god zijn die dit lijden toelaat?’ Zo reageert ook mevrouw van Kleyntjes. Maar na verloop van tijd kunnen we enige rust vinden in de boeddhistische gedachte die van een veel groter perspectief uitgaat dan ons individuele perspectief en die ook precies is wat Goethe en Von Humboldt beschrijven: in zekere zin zijn we allemaal 1 groot organisme waarvan elk onderdeel met onzichtbare draden aan elkaar vastzit.

Daarmee is ons verdriet niet verdwenen, dat zal altijd blijven bestaan, maar we begrijpen misschien wel beter dat de overledene tot op de dag van vandaag en nog ver in de toekomst een rol speelt in het kosmische verhaal.

Of zoals Dostojevski het uitdrukt in The Idiot:

The best chess player, the sharpest of them, can calculate only a few moves ahead, one French player, who could calculate ten moves ahead, was written about as a wonder. And how many moves are there, and how much is unknown to us? In sowing your seed, in sowing your ‘charity’, your good deed in whatever form it takes, you give away part of your person and receive into yourself part of another’s, you mutually commune in each other, a little more attention and you will be rewarded with knowledge, with the most unexpected discoveries. [….] And how do you know what share you will have in the future outcome of human destiny?


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *