Het Pisa rapport deed onderwijsland op zijn grondvesten schudden. Vooral de leesvaardigheid van jongeren was drastisch omlaag gegaan. Experts buitelden over elkaar heen om oorzaken te duiden en oplossingen te geven. Belangrijke oorzaken die genoemd worden zijn:
– ontlezing door de mobieltjes;
– een gebrek aan leesplezier, omdat scholen als gevolg van het eindexamen Nederlands vooral op begrijpend lezen inzetten (als u wilt weten wat begrijpend lezen inhoudt en waarom dit het leesplezier ondermijnt, dan raad ik u aan dit filmpje uit te zitten, dan begrijpt u het meteen: Tekstverbanden & signaalwoorden . Voor de goede orde: niets dan lof voor de maker, deze stof valt door de beste docent nog niet swingend te maken);
– het lerarentekort;
– ‘Zelfstandig leren’, waarmee bedoeld wordt dat de leerling zelfstandig opdrachten maakt en de docent van instructeur verandert in een coach die meer begeleidt dan leidt.

Dit gebrek aan leesvaardigheid leidt tot de volgende situaties:

Rector Freek van Gurp van de middelbare school Echnaton in Almere herkent het probleem. “Wij merken dat veel van onze leerlingen slecht lezen. Dat heeft op alles impact, ook op bijvoorbeeld een vak als wiskunde, want daarbij krijg je vaak verhalende vragen. Laatst liet een wiskundedocent me nog een voorbeeld zien. Bij een toets gaf een leerling een compleet ander antwoord dan de vraag was. Ze kunnen gewoon de vraag niet lezen en begrijpen.”

Ik doe niets af aan de oorzaken die gegeven worden voor de ontlezing en daarmee het gebrek aan leesvaardigheid. Maar er is nog een vijfde oorzaak in het spel, die op haar beurt weer samenhangt met ‘zelfstandig leren’.

Scoren op toetsen
Anderhalf jaar geleden werd ik door mijn school in de gelegenheid gesteld om een deel van mijn tijd te besteden aan een programma getiteld ‘scoren op toetsen’. Het was ons opgevallen dat een significant aantal fouten op school- en eindexamens vmbo/havo/vwo niet zozeer het gevolg waren van een gebrek aan kennis, maar van het verkeerd lezen van de vraag en/of het formuleren van een antwoord dat niet bij de vraag aansloot.

Of om het in de woorden van een leerling te zeggen: “als ik iemand de stof mondeling moet uitleggen, dan is dat geen probleem. Maar op de toets haal ik een onvoldoende… Ik snap er niks van.”

Dit fenomeen beperkt zich niet tot een paar vakken, we zien het over de hele linie gebeuren, van Wiskunde A tot geschiedenis en van biologie tot economie. ‘Scoren op toetsen’ was daarom een vakoverstijgend initiatief met als redenering: als de lees- en schrijfvaardigheid verbetert, dan levert dat voor alle vakken voordelen op.

De opzet was simpel: ga naast een leerling (of een klein groepje leerlingen) zitten, maak samen examenopgaven, neem met de leerling hardop iedere denkstap door en analyseer wat er gebeurt. Kortom: hoe verloopt de omzetting van boekenkennis naar het juist beantwoorden van een examenvraag? Die observaties leverden een schat aan informatie op.

De leerlingen meld(d)en zich vrijwillig (hier en daar via lichte dwang van hun mentor), dus waren intrinsiek gemotiveerd, en bijna zonder uitzondering waren ze bereid hard te werken. Bovendien voldeed hun intelligentie aan het niveau waarop ze acteerden. Intelligentie en motivatie waren dus niet het probleem.

Cijfers, tabellen, grafieken en teksten
Wat gebeurde er dan wel? Laten we ter illustratie het volgende voorbeeld nemen uit een eindexamen Wiskunde A (VRAAG 1)

Bent u er nog? Mocht u na alleen al het zien van deze som afhaken, dan deelt u die neiging met een deel van de leerlingen. Bij het waarnemen van getallen, tabellen en grafieken breekt bij velen het angstzweet al uit. Het verschil is dat de leerlingen wel moéten doorzetten als ze hun papiertje willen halen, terwijl u die ellende al achter u hebt gelaten en er liever niet opnieuw aan herinnerd wilt worden.

Of misschien was de oplossing voor u een fluitje van een cent, las u binnen 5 seconden dwars door alle cijfers heen, wist u direct wat u moest doen en toverde u nog eens 5 seconden later het juiste antwoord tevoorschijn.

Dit is wat bij een deel van de leerlingen gebeurde:

  • Het lukte ze niet om de eerste denkstap te nemen.
  • Ze lazen over de cruciale woorden van alle artikelen heen.

Interessant is waardoor ze over die cruciale informatie heen lezen. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen en simpelweg volstaan met de uitspraak: ‘leerlingen moeten minder op hun mobiel zitten en meer lezen’, is er daar geen van. Ook het goedbedoelde ‘Beter lezen!’, zonder enige verdere uitleg, volstaat niet.

Wat is er dan wel aan de hand?
Filteren van informatie
Niet zozeer het lezen van informatie zelf, maar het filteren van informatie is het probleem. Leerlingen kunnen moeizaam belangrijke en minder belangrijke informatie van elkaar scheiden, wat ervoor zorgt dat ze te veel aan hun hoofd hebben op het moment dat ze aan de cruciale informatie toekomen. En dat maal 15 want uit zoveel vragen bestaat het examen. Information overload. Hun hoofd loopt vol, hun hoofd loopt over.

Wat er met deze leerlingen gebeurt is vergelijkbaar met wat er met u gebeurt als u vergeet om een pak melk te kopen in de supermarkt . Iedereen kan zoiets simpels als ‘een pak melk kopen’ onthouden ( net zoals iedereen de woorden ‘van alle artikelen’ kan lezen) , maar u vergeet het toch omdat u ook nog de rest van de boodschappen moet doen, uw kinderen moet ophalen, uw moeder moet bellen etc.

Voor hen is (extreem uitgedrukt) alle informatie, ieder woord, ieder onderdeel van de grafiek en tabel, even belangrijk. Waar u de eerste alinea vlug scande en concludeerde dat daar niet zo veel van belang voor het antwoord in stond, daar besteden zij al een deel van hun werkgeheugen aan de vraag wat nu precies ‘binnenkomende links’ zijn. Vervolgens doemt er zo’n enge grafiek op. We zijn nu een alinea en een grafiek verder en we hebben nog geen enkele informatie gekregen die cruciaal is om de som op te lossen. Als testje legde ik de leerlingen een paar weken later de volgende opgave voor (de getallen zijn volledig verzonnen):

VRAAG 2

Aantal werknemers per bedrijf in EuropaAantal bedrijven in Europa
0-1214234
2-10187123
11-50122789
51 of meer114567
Totaal638713

38% van de bedrijven met 51 werknemers of meer heeft meer dan 70 werknemers in dienst. Bereken hoeveel procent van alle bedrijven uit het onderzoek meer dan 70 werknemers in dienst had.

Deze vraag wisten alle leerlingen juist te beantwoorden. Niemand las over de woordjes ‘alle bedrijven’  heen. Terwijl de wiskunde erachter exact hetzelfde is als bij de vorige vraag.  Het verschil tussen vraag 2 en vraag 1 is het verschil tussen kennis en inzicht. Kennis is de theorie die tijdens de lessen wordt behandeld, kennis én inzicht is wat van de leerlingen tijdens de school- en eindexamens wordt gevraagd.

In het geval van Wiskunde A bestaat de kennis uit onder andere het aanleren van formules en het correct aflezen van tabellen en grafieken. Inzicht vereist onder andere dat je informatie moet kunnen schiften: wat is belangrijk en wat niet?

Wat voor Wiskunde A opgaat, gaat voor alle vakken of onderdelen van alle vakken op. Ook bij geschiedenis moet men bijvoorbeeld de belangrijkste informatie uit een bepaalde bron kunnen halen. Nu een voorbeeld uit een biologie examen vwo, om het verband te illustreren tussen alle vakken en tussen kennis enerzijds en inzicht anderzijds:

De overeenkomst met de Wiskunde A som:
– Ook nu is inzicht belangrijker dan kennis. Sterker nog: theoretisch kun je deze vraag door inzicht (en in het verlengde daarvan leesvaardigheid) beantwoorden zonder ook maar enige kennis van biologie!

Want dit is het antwoord:
A Door colchicine volgt na de eerste replicatie geen celdeling.
In het eerste medium treedt éénmaal replicatie van het DNA op. Eén van de beide strengen bevat nu DNA met gelabeld thymine. Beide strengen worden dan gerepliceerd in een medium zonder gelabeld thymine. De beide nieuwgevormde strengen zijn niet met thymine gelabeld.

Als je goed leest, dan staat er niets in het antwoord dat ook al niet in de vraag stond. Alles wat je nodig hebt om deze opgave op te lessen bestaat uit leesvaardigheid en het vermogen om informatie te kunnen schiften, inzicht dus. Je hebt geen enkele kennis van biologie nodig, net zoals de kennis van wiskunde bij opgave 1 en 2 in wezen 2 havo wiskunde is!

Wat gebeurt er nu bij leerlingen als ze deze vraag moeten beantwoorden? De kennis zit hen zelfs in de weg. Meerdere leerlingen kwamen er niet uit, en antwoordden als reden: ‘Er staan allerlei biologische begrippen in, dus ik ga ervan uit dat ik die moet gebruiken.’ Vergelijkbaar met de leerlingen die bij de Wiskunde A-som koste wat kost een ingewikkelde formule wilden gebruiken, omdat ze die nu eenmaal geleerd hadden.

(Disclaimer: zowel het examen Wiskunde A als het examen biologie bevat ook opgaven waarbij kennis een veel belangrijker rol speelt. Maar ook dan speelt ‘gezond verstand’, oftewel inzicht een belangrijke rol.  En dat is het hele punt)

Conclusie

Wat ons bij de vraag brengt waaróm zo veel leerlingen die informatie niet kunnen filteren. Het antwoord: omdat ze dat te weinig trainen. De manier van lesgeven sluit te weinig aan bij de toetsing. Over de gehele linie, bij ieder vak. De lessen zijn gericht op het overbrengen van kennis, bij het examen wordt die kennis getoetst via inzicht.

Of die verhouding terecht is, daar kan men ook nog wel een boom over opzetten, maar dat is hier niet het punt. Dát inzicht getoetst wordt, is niet meer dan terecht. Kennis zonder inzicht is als lucht zonder fietsband: die waait alle kanten op en heeft geen functie meer.

De wiskundesom en wiskunde in het algemeen is daar een mooi voorbeeld van. De kennis, zoals formules of het kunnen berekenen van percentages an sich is niets waard als je haar niet kunt toepassen in het dagelijkse leven. En dat is het uiteindelijke doel van scholing. Idealiter wil je iemand opleiden die in staat is om pak hem beet een grafiek over werkloosheidscijfers te lezen en deze te kunnen interpreteren. Voor sommigen omdat dit onderdeel wordt van hun werk, voor anderen om ze op te leiden tot ‘kritische burgers’, zoals dat zo mooi heet, die hun eigen onderzoek doen.

Natuurlijk zijn er al veel docenten bij wie het oefenen van eindexamens, en daarmee het trainen van inzicht, een vast onderdeel van de les is. Mijn punt is dat dit nog te weinig structureel gebeurt én vakoverstijgend. Als leerlingen bij biologie en geschiedenis leren dat ze maar een gedeelte van de bron hoeven te gebruiken, dan zal dat ook zijn vruchten afwerpen bij de andere vakken en het inzicht van de leerlingen in het algemeen verbeteren.

Van daaruit zal ook de leesvaardigheid toenemen, want die kun je niet loskoppelen van inzicht, oftewel het gebruiken van ‘gezond verstand’.

De volgende stap
De grote vraag is natuurlijk: hoe behandel je die examenvragen op een zodanige manier dat het kwartje gaat vallen bij de leerlingen?

Over die details een volgende keer meer, maar het antwoord ligt in ieder geval besloten in het bij de hand nemen van de leerling (oorzaak 4 uit het begin van de tekst). Stapje voor stapje alle informatie duiden die noodzakelijk is en vooral ook de informatie weglaten die niet noodzakelijk is. Ga je dat doen, dan kunnen ze uiteindelijk, na voldoende training, bijna voorspellen hoe een vraag eruit gaat zien omdat ze dwars door een vraag heen kunnen lezen, zodat alleen ‘het geraamte’ van de vraag overblijft.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *